Algemene voorwaarden voor aannemingen in het bouwbedrijf 1992 (AVA 1992)
Overeenkomst van aanneming van werk
Artikel 1: OFFERTE
1.
De offerte wordt schriftelijk uitgebracht, behoudens spoedeisende omstandigheden.
2.
In de schriftelijke offerte wordt onder meer aangegeven:
a. de plaats van het werk;
b. een omschrijving van het werk;
c. volgens welke tekeningen, technische omschrijvingen, ontwerpen en berekeningen het
werk zal worden uitgevoerd;
d. het tijdstip van aanvang van het werk;
e. de termijn waarbinnen het werk zal worden opgeleverd;
f. de prijs van het in de offerte omschreven werk, de omzetbelasting daarin niet
begrepen. De aannemer vermeldt in de offerte afzonderlijk het bedrag van de
verschuldigde omzetbelasting;
g. of betaling van de aannemingssom in termijnen zal plaatsvinden;
h. of op het werk een risicoregeling van toepassing zal zijn, en zo ja welke;
i. of met stelposten rekening is gehouden, en zo ja met welke:
j. of hoeveelheden verrekenbaar zullen zijn, en zo ja welke;
k. de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden op de offerte en op de daaruit
voortvloeiende aannemingsovereenkomst.
3.
De termijn waarbinnen het werk zal worden opgeleverd wordt bepaald door hetzij een
bepaalde dag, hetzij een aantal werkbare werkdagen te noemen.
4.
De offerte wordt gedagtekend en geldt ingaande die dag gedurende dertig dagen.
5.
De offerte dient vergezeld te gaan van:
a. een exemplaar van deze algemene voorwaarden;
b. een exemplaar van de in de offerte van toepassing verklaarde risicoregeling.
6.
Tekeningen, technische omschrijvingen, ontwerpen en berekeningen, die door de
aannemer of in zijn opdracht vervaardigd zijn, blijven eigendom van de aannemer.
Zij mogen niet aan derden ter hand worden gesteld of getoond met het oogmerk een
vergelijkbare offerte te verkrijgen. Zij mogen evenmin worden gekopieerd of anderszins
vermenigvuldigd.
Indien geen opdracht wordt verleend dienen deze bescheiden binnen 14 dagen na een
daartoe door de aannemer gedaan verzoek franco aan hem te worden teruggezonden
7.
Wanneer de offerte niet wordt geaccepteerd, is de aannemer gerechtigd de kosten die
gemoeid zijn met het totstandbrengen van de offerte aan degene op wiens verzoek hij de
offerte uitbracht in rekening te brengen, indien hij zulks voor het uitbrengen van de offerte
heeft bedongen.
Artikel 2: RISICOREGELING
Onverminderd de toepasselijkheid van een risicoregeling voor de verrekening van
wijzigingen van lonen en prijzen, blijven, ten aanzien van de opdrachtgever die bij het sluiten
van de overeenkomst niet heeft gehandeld in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf,
kostenverhogingen die zich voordoen binnen drie maanden na totstandkoming van de
overeenkomst en het gevolg zijn van bedoelde wijzigingen van lonen en prijzen, voor
rekening van de aannemer.
Artikel 3: VERPLICHTINGEN VAN DE OPDRACHTGEVER
1.
De opdrachtgever zorgt ervoor dat de aannemer tijdig kan beschikken:
– over de voor de opzet van het werk benodigde gegevens en goedkeuringen (zoals
vergunningen, ontheffingen en beschikkingen), zo nodig in overleg met de aannemer;
– over het gebouw, het terrein of het water waarin of waarop het werk moet worden
uitgevoerd;
– over voldoende gelegenheid voor aanvoer, opslag en/of afvoer van bouwstoffen en
hulpmiddelen;
– over aansluitingsmogelijkheden voor elektrische machines, verlichting, verwarming,
gas, perslucht en water.
2.
De benodigde elektriciteit, gas en water zijn voor rekening van de opdrachtgever.
3.
De opdrachtgever dient ervoor te zorgen, dat door anderen uit te voeren werkzaam-
heden en/of leveringen, die niet tot het werk van de aannemer behoren, zodanig en zo
tijdig worden verricht, dat de uitvoering van het werk daarvan geen vertraging ondervindt.
ArtikeI 4: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE OPDRACHTGEVER
1.
De opdrachtgever draagt de verantwoordelijkheid voor de door of namens hem
voorgeschreven constructies en werkwijzen, daaronder begrepen de invloed, die
daarop door de bodemgesteldheid wordt uitgeoefend, alsmede voor de door of
namens hem gegeven orders en aanwijzingen.
2.
Indien bouwstoffen of hulpmiddelen, die de opdrachtgever ter beschikking heeft
gesteld, dan wel door hem zijn voorgeschreven, gebreken mochten hebben, is de
opdrachtgever aansprakelijk voor de daardoor veroorzaakte schade.
3.
De gevolgen van de naleving van wettelijke voorschriften of beschikkingen van
overheidswege die na de dag van de offerte in werking treden, komen voor rekening van
de opdrachtgever, tenzij redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aannemer die
gevolgen reeds op de dag van de offerte had kunnen voorzien.
4.
De opdrachtgever is aansprakelijk voor schade aan het werk als gevolg van door hem of
in zijn opdracht door derden uitgevoerde werkzaamheden of verrichte leveringen.
5.
Indien na de totstandkoming van de overeenkomst blijkt dat het bouwterrein
verontreinigd is of de uit het werk komende bouwstoffen verontreinigd zijn, is de
opdrachtgever aansprakelijk voor de daaruit voor de uitvoering van het werk
voortvloeiende gevolgen.
Artikel 5: VERPLICHTINGEN VAN DE AANNEMER
1.
De aannemer is verplicht het werk goed en deugdelijk en naar de bepalingen van de
overeenkomst uit te voeren. De aannemer dient het werk zodanig uit te voeren, dat
daardoor schade aan persoon, goed of milieu zoveel mogelijk wordt beperkt.
De aannemer is voorts verplicht de door of namens de opdrachtgever gegeven orders en
aanwijzingen op te volgen.
2.
De uitvoering van het werk moet zodanig zijn, dat de totstandkoming van het werk binnen
de overeengekomen termijn verzekerd is.
3.
Het werk en de uitvoering daarvan zijn voor verantwoordelijkheid van de aannemer met
ingang van het tijdstip van aanvang tot en met de dag waarop het werk als opgeleverd
wordt beschouwd.
4.
Indien de aard van het werk hiertoe aanleiding geeft, stelt de aannemer zich voor
aanvang van het werk op de hoogte van de ligging van kabels en leidingen.
5.
De aannemer wordt geacht bekend te zijn met de voor de uitvoering van het werk van
belang zijnde wettelijke voorschriften en beschikkingen van overheidswege, voor zover
deze op de dag van de offerte gelden. De aan de naleving van deze voorschriften en
beschikkingen verbonden gevolgen zijn voor zijn rekening.
6.
De aannemer is verplicht de opdrachtgever te wijzen op onvolkomenheden in door of
namens de opdrachtgever voorgeschreven constructies en werkwijzen en in door of
namens de opdrachtgever gegeven orders en aanwijzingen, alsmede op gebreken in
door de opdrachtgever ter beschikking gestelde of voorgeschreven bouwstoffen en
hulpmiddelen, voor zover de aannemer deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen.
7.
De aannemer vrijwaart de opdrachtgever tegen aanspraken van derden tot vergoeding
van schade, voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en te wijten
is aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer, zijn
personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers.
Artikel 6: AANSPRAKELIJKHEID VAN DE AANNEMER
1.
Onverminderd de aansprakelijkheid van partijen krachtens de overeenkomst of de wet is
de aannemer aansprakelijk voor schade aan het werk, tenzij deze schade het gevolg is
van buitengewone omstandigheden tegen de schadelijke gevolgen waarvan de aannemer
in verband met de aard van het werk geen passende maatregelen heeft behoeven te
nemen en het onredelijk zou zijn de schade voor zijn rekening te doen komen.
2.
De aannemer is aansprakelijk voor schade aan andere werken en eigendommen van de
opdrachtgever voor zover deze door de uitvoering van het werk is toegebracht en te
wijten is aan nalatigheid, onvoorzichtigheid of verkeerde handelingen van de aannemer,
zijn personeel, zijn onderaannemers of zijn leveranciers.
Artikel 7: UITVOERINGSDUUR, UITSTEL VAN OPLEVERING EN
SCHADEVERGOEDING WEGENS TE LATE OPLEVERING
1.
Indien de termijn, waarbinnen het werk zal worden opgeleverd, is uitgedrukt in werkbare
werkdagen, wordt onder werkdag verstaan een kalenderdag, tenzij deze valt op een
algemeen of ter plaatse van het werk erkende, of door de overheid dan wel bij of
krachtens collectieve arbeidsovereenkomst voorgeschreven rust- of feestdag,
vakantiedag of andere niet individuele vrije dag.
Werkdagen, respectievelijk halve werkdagen, worden als onwerkbaar beschouwd,
wanneer daarop door niet voor rekening van de aannemer komende omstandigheden
gedurende ten minste vijf uren, respectievelijk ten minste twee uren, door het grootste
deel van de arbeiders of machines niet kan worden gewerkt.
2.
Als de oplevering van het werk zou moeten geschieden op een dag die niet een
werkdag is zoals omschreven in het eerste lid, geldt de eerstvolgende werkdag als de
overeengekomen dag van oplevering.
3.
De aannemer heeft recht op verlenging van de termijn waarbinnen het werk zal
worden opgeleverd indien door overmacht, door voor rekening van de opdrachtgever
komende omstandigheden, of door wijziging in de overeenkomst dan wel in de
voorwaarden van uitvoering, niet van de aannemer kan worden gevergd dat het werk
binnen de overeengekomen termijn wordt opgeleverd.
4.
Bij overschrijding van de termijn waarbinnen het werk zal worden opgeleverd. is de
aannemer aan de opdrachtgever per werkdag zoals omschreven in het eerste lid, een
gefixeerde schadevergoeding verschuldigd van f 50,-, tenzij een ander bedrag is
overeengekomen. De gefixeerde schadevergoeding kan worden verrekend met hetgeen
de opdrachtgever de aannemer nog verschuldigd is.
Bij de bepaling van de overschrijding van de termijn van oplevering geldt als dag van
oplevering, in afwijking van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, de dag waarop de
aannemer overeenkomstig artikel 8, eerste lid, de opdrachtgever heeft uitgenodigd tot
opneming van het werk, mits het werk vervolgens, overeenkomstig het bepaalde in dat
artikel is of geacht wordt te zijn goedgekeurd.
5.
Indien de aanvang of de voortgang van het werk wordt vertraagd door factoren,
waarvoor de opdrachtgever verantwoordelijk is, dienen de daaruit voor de aannemer
voortvloeiende schade en kosten door de opdrachtgever te worden vergoed.
Artikel 8: OPNEMING EN GOEDKEURING
1.
Een redelijke termijn voor de dag waarop het werk naar de mening van de aannemer
voltooid zal zijn, nodigt de aannemer de opdrachtgever schriftelijk uit om tot opneming
van het werk over te gaan.
De opneming geschiedt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen acht dagen na de
hiervoor bedoelde dag. De opneming vindt plaats door de opdrachtgever in aanwezigheid
van de aannemer en strekt ertoe, te constateren of de aannemer aan zijn verplichtingen
uit de overeenkomst heeft voldaan.
2.
Nadat het werk is opgenomen, wordt door de opdrachtgever aan de aannemer binnen
acht dagen schriftelijk medegedeeld, of het werk al dan niet is goedgekeurd, in het eerste
geval met vermelding van de eventueel aanwezige kleine gebreken als bedoeld in het
zesde lid, in het laatste geval met vermelding van de gebreken, die de reden voor
onthouding van de goedkeuring zijn. Wordt het werk goedgekeurd, dan wordt als dag van
goedkeuring aangemerkt de dag waarop de desbetreffende mededeling aan de
aannemer is verzonden.
3.
Wordt niet binnen acht dagen na de opneming een schriftelijke mededeling of het werk al
dan niet is goedgekeurd, aan de aannemer verzonden, dan wordt het werk geacht op de
achtste dag na de opneming te zijn goedgekeurd.
4.
Geschiedt de opneming niet binnen acht dagen na de in het eerste lid bedoelde dag, dan
kan de aannemer bij aangetekende brief een nieuwe aanvrage tot de opdrachtgever
richten, met verzoek het werk binnen acht dagen op te nemen. Voldoet de opdrachtgever
niet aan dit verzoek, dan wordt het werk geacht op de achtste dag na de in het eerste lid
bedoelde dag te zijn goedgekeurd. Voldoet de opdrachtgever wel aan dit verzoek, dan
vinden het tweede en derde lid overeenkomstige toepassing.
5.
Het werk wordt geacht te zijn goedgekeurd indien en voorzover het in gebruik wordt
genomen. De dag van ingebruikneming van het werk of een gedeelte daarvan geldt als
dag van goedkeuring van het werk of van het desbetreffende gedeelte.
6.
Kleine gebreken, die gevoeglijk in de onderhoudstermijn kunnen worden hersteld, zullen
geen reden tot onthouding van goedkeuring mogen zijn, mits zij een eventuele
ingebruikneming niet in de weg staan.
7.
Met betrekking tot een heropneming na onthouding van goedkeuring vinden de
bovenvermelde bepalingen overeenkomstige toepassing.
Artikel 9: OPLEVERING EN ONDERHOUDSTERMIJN
1.
Het werk wordt als opgeleverd beschouwd, indien het overeenkomstig artikel 8 is of
geacht wordt te zijn goedgekeurd. De dag, waarop het werk is of geacht wordt te zijn
goedgekeurd, geldt als dag waarop het werk als opgeleverd wordt beschouwd.
2.
De aannemer is verplicht de in artikel 8, zesde lid, bedoelde kleine gebreken zo spoedig
mogelijk te herstellen.
De onderhoudstermijn beloopt 30 dagen en gaat in onmiddellijk na de dag waarop het
werk overeenkomstig het eerste lid als opgeleverd wordt beschouwd.
De aannemer is verplicht gebreken welke in de onderhoudstermijn aan de dag treden, zo
spoedig mogelijk te herstellen, met uitzondering echter van die waarvoor de
opdrachtgever op grond van artikel 4, eerste lid, verantwoordelijkheid draagt, of waarvoor
hij op grond van artikel 4, tweede lid, aansprakelijk is
Artikel 10: AANSPRAKELIJKHEID NA OPLEVERING
1.
Na het verstrijken van de onderhoudstermijn is de aannemer niet meer aansprakelijk voor
tekortkomingen aan het werk, behoudens indien het werk of enig onderdeel daarvan door
schuld van de aannemer, zijn leverancier, zijn onderaannemer of zijn personeel een
gebrek bevat dat door de opdrachtgever redelijkerwijs niet eerder onderkend had kunnen
worden en de aannemer van dat gebrek binnen redelijke termijn na ontdekking
mededeling is gedaan.
2.
De rechtsvordering uit hoofde van het in het vorige lid bedoelde gebrek is niet
ontvankelijk, indien zij wordt ingesteld na verloop van vijf jaren na het verstrijken van de
onderhoudstermijn.
Ingeval het in het eerste lid bedoelde gebrek echter als een ernstig gebrek moet worden
aangemerkt, is de rechtsvordering niet ontvankelijk, indien zij wordt ingesteld na verloop
van tien jaren na het verstrijken van de onderhoudstermijn. Een gebrek is slechts dan als
een ernstig gebrek aan te merken indien het de hechtheid van het gebouw of van een
essentieel onderdeel daarvan in gevaar brengt.
Artikel 11: SCHORSING, BEËINDIGING VAN HET WERK IN
ONVOLTOOIDE STAAT EN OPZEGGING
1.
De opdrachtgever is bevoegd de uitvoering van het werk geheel of gedeeltelijk te
schorsen. Voorzieningen, die de aannemer ten gevolge van de schorsing moet treffen,
worden als meer werk verrekend.
Schade die de aannemer tengevolge van de schorsing lijdt, dient hem te worden
vergoed .
2.
Indien gedurende de schorsing schade aan het werk ontstaat, komt deze niet voor de
rekening van de aannemer, mits hij de opdrachtgever tevoren schriftelijk heeft gewezen
op dit aan de schorsing verbonden gevolg.
3.
Indien de schorsing langer dan 14 dagen duurt, kan de aannemer bovendien vorderen,
dat hem een evenredige betaling voor het uitgevoerde gedeelte van het werk wordt
gedaan. Daarbij wordt rekening gehouden met op het werk aangevoerde, nog niet
verwerkte maar wel reeds door de aannemer betaalde bouwstoffen.
4.
Indien de schorsing van het werk langer dan een maand duurt, is de aannemer bevoegd
het werk in onvoltooide staat te beëindigen. In dat geval dient overeenkomstig het
volgende lid te worden afgerekend.
5.
De opdrachtgever is te allen tijde bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te
zeggen. De aannemer heeft in dat geval recht op de aannemingssom, vermeerderd met
de kosten die hij als gevolg van de niet voltooiing heeft moeten maken en verminderd met
de hem door de beëindiging bespaarde kosten.
De aannemer zendt de opdrachtgever een gespecificeerde eindafrekening van hetgeen
de opdrachtgever ingevolge de opzegging verschuldigd is.
Artikel 12: BOUWSTOFFEN
1.
Alle te verwerken bouwstoffen moeten van goede hoedanigheid zijn, geschikt zijn voor
hun bestemming en voldoen aan de gestelde eisen.
2.
De aannemer stelt de opdrachtgever in de gelegenheid bouwstoffen te keuren.
De keuring dient te geschieden bij de aankomst hiervan op het werk (eventueel op
overeengekomen monsters) of bij de eerste gelegenheid daarna, mits in dat laatste geval
de voortgang van het werk niet in gevaar komt. De aannemer is bevoegd bij de keuring
aanwezig te zijn of zich te doen vertegenwoordigen.
3.
De opdrachtgever is bevoegd bouwstoffen door derden te laten onderzoeken.
De daaraan verbonden kosten komen voor zijn rekening, behalve ingeval van afkeuring,
in welk geval de kosten voor rekening van de aannemer komen.
Door de opdrachtgever ter beschikking gestelde bouwstoffen worden geacht te zijn
goedgekeurd.
4.
Zowel de opdrachtgever als de aannemer kunnen ingeval van afkeuring van bouwstoffen
vorderen dat een in onderling overleg getrokken, door beiden gewaarmerkt verzegeld
monster wordt bewaard.
5.
De uit het werk komende bouwstoffen, waarvan de opdrachtgever heeft verklaard dat hij
ze wenst te behouden, dienen door hem van het werk te worden verwijderd.
Alle andere bouwstoffen worden door de aannemer afgevoerd, onverminderd de
aansprakelijkheid van de opdrachtgever op grond van artikel 4, vijfde lid.
6.
Voor de aangevoerde bouwstoffen draagt de opdrachtgever het risico van verlies en/of
beschadiging vanaf het moment waarop zij op het werk zijn aangevoerd gedurende de tijd
dat deze daar buiten de normale werktijden onder toezicht van de opdrachtgever
verblijven.
Artikel 13: MEER EN MINDER WERK
1.
Verrekening van meer en minder werk vindt plaats:
a. ingeval van wijzigingen in de overeenkomst dan wel de voorwaarden van uitvoering;
b. ingeval van afwijkingen van de bedragen van de stelposten;
c. ingeval van afwijkingen van verrekenbare hoeveelheden;
d. in de gevallen als bedoeld in artikel 11, eerste lid, en artikel 19.
2.
Indien bij de eindafrekening van het werk blijkt dat het totaalbedrag van het minder werk
het totaalbedrag van het meer werk overtreft, heeft de aannemer recht op een bedrag
gelijk aan 10% van het verschil van die totalen.
3.
Wijzigingen in de overeenkomst dan wel de voorwaarden van uitvoering zullen schriftelijk
worden overeengekomen. Het gemis van een schriftelijke opdracht laat de aanspraken
van de aannemer en van de opdrachtgever op verrekening van meer en minder werk
onverlet. Bij gebreke van een schriftelijke opdracht rust het bewijs van de wijziging op
degene die de aanspraak maakt.
4.
Stelposten zijn in de overeenkomst genoemde bedragen, die in de aannemingssom zijn
begrepen en die bestemd zijn voor hetzij – het aanschaffen van bouwstoffen, hetzij
– het aanschaffen van bouwstoffen en het verwerken daarvan, hetzij
– het verrichten van werkzaamheden, welke op de dag van de overeenkomst
onvoldoende nauwkeurig zijn bepaald en welke door de opdrachtgever nader moeten
worden ingevuld. Ten aanzien van iedere stelpost wordt in de overeenkomst vermeld
waarop deze betrekking heeft.
5.
Bij de ten laste van stelposten te brengen uitgaven wordt gerekend met de aan de
aannemer berekende prijzen respectievelijk de door hem gemaakte kosten, te verhogen
met een aannemersvergoeding van 10%.
6.
Indien een stelpost uitsluitend betrekking heeft op het aanschaffen van bouwstoffen, zijn
de kosten van het verwerken daarvan in de aannemingssom begrepen en worden deze
niet afzonderlijk verrekend.
Deze kosten zullen echter worden verrekend ten laste van de stelpost, waarop de
aanschaffing van die bouwstoffen wordt verrekend voor zover zij door de invulling die aan
de stelpost wordt gegeven hoger zijn dan die waarmee de aannemer redelijkerwijs
rekening heeft moeten houden.
7.
Indien een stelpost betrekking heeft op het aanschaffen van bouwstoffen en het
verwerken daarvan, zijn de kosten van verwerking niet in de aannemingssom begrepen
en worden deze afzonderlijk ten laste van de stelpost verrekend.
8.
Indien in de overeenkomst verrekenbare hoeveelheden zijn opgenomen,
en deze hoeveelheden te hoog of te laag blijken om het werk tot stand te brengen, zal
verrekening plaats vinden van de uit die afwijking voortvloeiende meer of minder kosten.
Artikel 14: BETALING IN TERMIJNEN
1.
Indien betaling in termijnen is overeengekomen, zendt de aannemer telkens bij of na het
verschijnen van een betalingstermijn de desbetreffende termijnfactuur aan de
opdrachtgever toe. De door de opdrachtgever aan de aannemer verschuldigde omzet
belasting wordt afzonderlijk vermeld.
2.
De aannemer is bevoegd het bedrag van een termijn op de factuur te verhogen met een
kredietbeperkingstoeslag van maximaal 2%. De toeslag wordt verschuldigd indien
betaling plaatsvindt na de in het derde lid aangegeven vervaldag.
3.
Betaling van een termijn dient plaats te vinden uiterlijk 14 dagen na de dag waarop de
aannemer de termijnfactuur aan de opdrachtgever heeft toegezonden, een en ander
onverminderd het bepaalde in artikel 16.
Artikel 15: EINDAFREKENING
1.
Binnen een redelijke termijn na de oplevering dient de aannemer de eindafrekening in.
2.
De eindafrekening biedt een volledig overzicht van al hetgeen partijen over en weer
ingevolge de overeenkomst verschuldigd zijn en waren. In de eindafrekening wordt
daartoe onder meer opgenomen:
– de aannemingssom
– een specificatie van het meer en minder werk
– een specificatie van al hetgeen partijen overigens op grond van de overeenkomst van
elkaar te vorderen hebben en hadden.
3.
Het bedrag van de eindafrekening wordt gevormd door op het saldo, voortvloeiend uit het
in het vorige lid bedoelde overzicht, hetgeen reeds is betaald in mindering te brengen.
De berekening van de door de opdrachtgever aan de aannemer te vergoeden
omzetbelasting geschiedt afzonderlijk.
4.
De aannemer is bevoegd het bedrag van de eindafrekening op de factuur te verhogen
met een kredietbeperkingstoeslag van maximaal 2%. De toeslag wordt verschuldigd
indien en voor zover de betaling plaatsvindt na de in het vijfde lid aangegeven vervaldag.
5.
Betaling van het aan de aannemer verschuldigde bedrag van de eindafrekening dient
plaats te vinden uiterlijk 30 dagen na de dag waarop de aannemer de eindafrekening
heeft ingediend, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 16.
Artikel 16: OPSCHORTING EN BETALING
Indien het uitgevoerde werk niet voldoet aan de overeenkomst heeft de opdrachtgever het
recht de betaling geheel of gedeeltelijk op te schorten. Het met de opschorting gemoeide
bedrag dient in redelijke verhouding te staan tot de tekortkoming.
Artikel 17: IN GEBREKE BLIJVEN VAN DE OPDRACHTGEVER
1.
Indien de opdrachtgever met de betaling van hetgeen hij ingevolge de overeenkomst aan
de aannemer verschuldigd is in gebreke blijft, is hij daarover met ingang van de vervaldag
de wettelijke rente verschuldigd.
Indien na verloop van 14 dagen na de vervaldag nog geen betaling heeft plaatsgevonden,
wordt het in de voorgaande zin bedoelde rentepercentage met 2 verhoogd.
2.
Indien de opdrachtgever niet tijdig betaalt, is de aannemer gerechtigd tot invordering van
het verschuldigde over te gaan, mits hij de opdrachtgever schriftelijk heeft aangemaand
om alsnog binnen 7 dagen te betalen en die betaling is uitgebleven.
Indien de aannemer tot invordering overgaat, zijn de daaraan verbonden
buitengerechtelijke kosten voor rekening van de opdrachtgever. De aannemer is
gerechtigd deze kosten te fixeren op 10% van de verschuldigde hoofdsom.
3.
Indien de opdrachtgever een termijn niet tijdig betaalt, is de aannemer gerechtigd het
werk stil te leggen tot het moment waarop de verschuldigde termijn is voldaan, mits hij de
opdrachtgever schriftelijk heeft aangemaand om alsnog binnen 7 dagen te betalen en die
betaling is uitgebleven. Het in de vorige zin bepaalde laat onverlet het recht van de
aannemer op vergoeding van schade, kosten en interessen.
4.
Indien gedurende het op grond van het vorige lid stilliggen van het werk schade aan het
werk ontstaat, komt deze niet voor rekening van de aannemer, mits hij de opdrachtgever
tevoren schriftelijk heeft gewezen op dit aan het stilleggen verbonden gevolg.
Artikel 18: IN GEBREKE BLIJVEN VAN DE AANNEMER
1.
Indien de aannemer zijn verplichtingen terzake van de aanvang of de voortzetting van het
werk niet nakomt en de opdrachtgever hem in verband daarmee wenst aan te manen, zal
de opdrachtgever hem schriftelijk aanmanen om zo spoedig mogelijk de uitvoering van
het werk aan te vangen of voort te zetten.
2.
De opdrachtgever is bevoegd het werk door een derde te doen uitvoeren of voortzetten,
indien de aannemer na verloop van 7 dagen na ontvangst van de in het vorige lid
bedoelde aanmaning in gebreke blijft. In dat geval heeft de opdrachtgever recht op
vergoeding van de uit het in gebreke blijven van de aannemer voortvloeiende schade en
kosten.
3.
De opdrachtgever zorgt ervoor, dat de kosten, die voor de aannemer voortvloeien uit de
toepassing van het vorige lid, binnen redelijke grenzen blijven.
Artikel 19: GEWIJZIGDE UITVOERING
Indien tijdens de uitvoering van het werk blijkt, dat het werk of een onderdeel daarvan door
onvoorziene omstandigheden slechts gewijzigd kan worden uitgevoerd, treedt de partij die
het eerst met deze omstandigheid bekend wordt in overleg met de andere partij.
De aannemer wijst de opdrachtgever daarbij op de financiële consequenties.
Een overeengekomen gewijzigde uitvoering wordt als meer en minder werk verrekend.
Artikel 20: ONMOGELIJKHEID VAN UITVOERING
Indien de uitvoering van het werk onmogelijk wordt doordat de zaak waarop of waaraan het
werk moet worden uitgevoerd tenietgaat of verloren raakt zonder dat dit aan de aannemer
kan worden toegerekend, is deze gerechtigd tot een evenredig deel van de
overeengekomen prijs op grondslag van de verrichte arbeid en gemaakte kosten.
In geval van opzet of grove schuld van de opdrachtgever heeft de aannemer recht op een
bedrag berekend overeenkomstig artikel 11, vijfde lid.
Artikel 21: GESCHILLEN
1.
Voor de beslechting van de in dit artikel bedoelde geschillen doen partijen afstand van
hun recht deze aan de gewone rechter voor te leggen, behoudens ingeval van het nemen
van conservatoire maatregelen en de voorzieningen om deze in stand te houden en
behoudens de in het derde lid omschreven bevoegdheid.
2.
Alle geschillen – daaronder begrepen die, welke slechts door een der partijen als zodanig
worden beschouwd – die naar aanleiding van deze overeenkomst of van de
overeenkomsten die daarvan een uitvloeisel zijn, tussen opdrachtgever en aannemer
mochten ontstaan, worden beslecht door arbitrage overeenkomstig de regelen
beschreven in de statuten van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven in
Nederland, zoals deze drie maanden voor het tot stand komen van de overeenkomst
luiden.
3.
In afwijking van het tweede lid kunnen geschillen, welke tot de competentie van de
kantonrechter behoren, ter keuze van de meest gerede partij ter beslechting aan de
bevoegde kantonrechter worden voorgelegd.